Afbeelding
Foto's: Bastiaan Miché

Honderden Hilversummers stil bij Rosarium

Cultureel

HILVERSUM - Rondom het verzetsmonument in het Rosarium aan de Boomberglaan hadden honderden Hilversummers zich verzameld voor de Dodenherdenking. Onder meer burgemeester Pieter Broertjes en de wethouders,  én ook de kindergemeenteraad en andere betrokkenen legden bloemen. 

Ook in Gooiland, waar vooraf een herdenkingsbijeenkomst was, zat de zaal vol. Martine Letterie verzorgde daar dit keer de Bill Minco-lezing. De schrijfster vertelde over de geschiedenis van haar communistische grootvader en verzetsheld Martinus Letterie, die in de Tweede Wereldoorlog om het leven kwam.

Ook burgemeester Broertjes sprak de aanwezigenin Gooiland toe. Hieronder zijn verhaal: 
Zou ik bij hem of haar kunnen onderduiken? Die vraag en vooral het antwoord is voor menigeen van ons een criterium of je iemand tot vriend of vriendin rekent of niet. Het geeft aan of iemand bereid is risico’s te nemen in tijden van oorlog en groot gevaar. Nederland kent geen traditie van grootschalig verzet tegen de overheid; de februaristakingen in 1941 uitgezonderd. Toen werd iets groots verricht: ‘Staakt, staakt, staakt’, riepen duizenden demonstranten in Amsterdam en enkele andere plaatsen zoals Hilversum tegen de aanhoudende Jodenvervolging van de Duitsers.

De historicus Jacques Presser schreef in 1965 in zijn beroemde boek Ondergang dat het een illusie is te denken dat Nederlanders zich als één volk hebben verzet tegen de Duitsers. Een kwart procent pleegde actief verzet, is de schatting onder historici. In België en Frankrijk is het ongeveer 1 procent. Ook niet erg massaal dus.

Slechts 27 procent van de Nederlandse Joden heeft de oorlog overleefd. Een beduidend lager percentage dan ons omringende landen als België (45 procent) en Frankrijk (75 procent). De vaak meewerkende houding van de Nederlandse bevolking, overheid en de politie en het verzet dat laat op gang kwam, worden door historici als oorzaken genoemd.

Het thema van vier en vijf mei dit jaar is ‘Verzet als voorbeeld’. Frank van Vree, directeur van het NIOD, refereert in zijn essay aan de verschillende motieven van mensen om in verzet te komen. In de naoorlogse herinneringscultuur is die ‘waaier van beweegredenen’ verdwenen achter grote en meeslepende woorden als vaderland, God, klassenstrijd, solidariteit, vrijheid en democratie. Allemaal abstracte begrippen. Hij noemt schrijver J.B. Charles, tijdens de oorlog een actief verzetsman, die op een gegeven moment riep: ‘Ik verdom het’.

Van Vree: “Niet abstracte waarden, maar het besef van verantwoordelijkheid voor de mensen om hen heen zette mensen als Charles aan tot actie.” In een samenleving, aldus Van Vree, waarin men ophoudt verantwoordelijkheid te nemen voor de ander, is de menselijke waardigheid gedoemd verloren te gaan en is ieder mens overgeleverd aan zichzelf, te midden van willekeur en rechteloosheid.

De 25 Hilversumse oorlogshelden wier namen staan gebeiteld op de marmeren Gedenkplaat in de Burgerzaal van ons Raadhuis hebben die verantwoordelijkheid wel gevoeld en helaas met de dood moeten bekopen. Zij staan symbool voor het verzet in Hilversum.

De afgelopen zes jaar heb ik – met dankbare en deskundige hulp van historica Margot Kistemaker – geprobeerd hun levensverhaal opnieuw op te tekenen. Met gepaste trots kan ik u – na afloop van deze herdenkingsbijeenkomst  ? de bundeling van hun verhalen aanbieden: ‘Opdat wij niet vergeten.’

De geschiedschrijving gaat door. Gelukkig. De Universiteit Utrecht doet, mede op verzoek van de gemeente Hilversum en Museum Hilversum, een grootschalig en breed onderzoek naar onze gemeente in de Tweede Wereldoorlog. Over Hilversum ten tijde van 1940 – 1945 bestaat een diffuus en incompleet beeld. Hilversum was voor Joden een populaire vestigingsplaats en werd in sommige kringen zelfs ‘Nieuw Jeruzalem’ genoemd. De Joodse gemeenschap was goed geïntegreerd; de meeste Joden behoorden tot de gegoede middenklasse.  

Stonden wij enerzijds vooraan met de Februaristaking in februari 1941, anderzijds werden sommige anti-Joodse maatregelen hier een halfjaar eerder dan elders in Nederland ingevoerd en werd Hilversum al in juli 1942 ‘Jodenvrij’ verklaard. Van de 2200 Joodse inwoners zijn er na de oorlog slechts 150 tot 200 teruggekeerd. Een schaamtevol feit.

Een dubbele stad noemde wijlen André Roelofs, die in 2012 de eerste Bill Minco lezing hield, Hilversum. Hilversum was sinds 1942 de militaire centrale van het Duitse bezettingsapparaat. Een Duitse vesting, omringd door een enorme tankgracht en uitgebreide mijnenvelden. Maar Hilversum zat in het najaar van 1944 ook vol onderduikers: spoorwegstakers en mannen die zich hadden onttrokken aan de Duitse Arbeidsinzet.

De komende jaren zal ik met grote dankbaarheid putten uit de eerste opbrengsten van het Utrechtse onderzoek dat onder leiding staat van eminent wetenschapper dr. Geraldien von Frijtag Drabbe Künzel. Haar eindrapportage wordt omstreeks 2020 verwacht.

Een van haar studenten, Celine Mureau, heeft een indringend onderzoek gedaan naar de Jodenvervolging in Hilversum. En meer specifiek naar de invloed van de bezetting op het dagelijks leven van de bewoners van de Utrechtseweg. Een vierenhalve kilometer lange straat, met een aangrijpende geschiedenis. Doorsnee, omdat er mensen van diverse pluimage woonden: musici, koopmannen, koks, weduwen, maar ook NSB-ers.
Berucht vanwege verzetsgroepen die zich daar schuilhielden zoals de U 61 en speciaal vanwege de aanwezigheid van twee Joodse scholen op nummer 64.

Op nummer 79 woonde de niet-Joodse familie Scheltema. Vader Herman (in de vijftig) hield minutieus een dagboek bij (170 bladzijden) waardoor wij een goed beeld krijgen van het dagelijkse leven in de lange oorlogsjaren. Uit angst dat zijn aantekeningen in verkeerde handen zouden terechtkomen, schrijft hij nergens dat hij drie jaar lang een onderduiker in huis heeft; Louis, een joodse jongen van acht jaar. Uit zijn getuigenissen – na de oorlog – blijkt dat hij tot aan de Bevrijding liefdevol is opgenomen in het gezin Scheltema. Omdat hij blond haar had en er niet Joods uitzag kon hij regelmatig buiten spelen met de kinderen Scheltema.

De Utrechtseweg bleek een geschikte plaats om onder te duiken. De straat ligt in een bosrijke omgeving en de huizen staan ver uit elkaar. Toen in mei 1945 het Canadese leger door de Utrechtseweg Hilversum binnentrok, was de stad eindelijk bevrijd. Op 6 mei schrijft Herman: “Wij gaan nu slapen met een gerust hart; wij zijn VRIJ, VRIJ, VRIJ.. dan zullen wij den druk waaronder wij deze vijf jaren van dwingelandij, wreedheid, leugen en willekeur hebben moeten leven, voorgoed van ons afschudden.”

Na de Bevrijding ging Louis weer met zijn ouders en broers in Amsterdam wonen. Het gezin Reens moest erg aan elkaar wennen na vijf jaar gescheiden van elkaar te hebben geleefd. Het gezin van Louis vertrok in 1948 naar de Verenigde Staten, waar hij een nieuw leven opbouwde. Zijn ouders en broer keerden na enige tijd terug naar Nederland, Louis woont er nog altijd.

Dames en Heren,

Het succesvolle onderduiken van Louis aan de Utrechtseweg is niet gangbaar. Onderduiken ging vaak gepaard met grote risico’s en verraad; in de stad meer dan op het platteland. Maar het is wel een goed voorbeeld van zelfredzaamheid. Het dominante naoorlogse beeld is dat de Duitsers de Jodenvervolging als een systematisch en verfijnd stelsel van politieke maatregelen over de Joden uitstrooiden en er geen ontsnappen mogelijk was. Joden die als makke schapen naar de slachtbanken werden vervoerd.

Recent onderzoek van Geraldien von Frijtag Drabbe Künzel laat ook andere ontwikkelingen zien: Joden die wel degelijk gedurfd gedrag vertoonden, die met hun ster sjoemelden, die toch op straat gingen wanneer dat niet mocht, die bij niet-Joodse winkels kochten en die hun kostbaarheden in de tuin verstopten. “Het verhaal van vervolging en verzet is kortom veel gecompliceerder.”

De Britse historicus Keith Lowe schreef onlangs een fascinerend boek over de ‘mythe van het slachtoffer’. Het grote gevaar, schrijft Lowe in zijn boek Angst en Vrijheid, is dat slachtofferschap je ontslaat van verantwoordelijkheid. Hij verwijst naar Erich Fromm en Jean-Paul Sartre die vlak na de oorlog al stelden dat wij bang zijn om vrij te zijn. “Individuele vrijheid betekent dat je zelf verantwoordelijk bent voor je daden. In tegenstelling tot het slachtoffer kan een vrij persoon niet iemand anders de schuld geven. We zijn daarom bang om vrij te zijn”, aldus Lowe in een recent interview in NRC Handelsblad. In zijn ogen is de belangrijkste les van de geschiedenis van de nasleep van de Tweede Wereldoorlog de onmogelijkheid om in één keer een nieuwe wereld te scheppen.

Terug naar het essay van Frank van Vree: verantwoordelijkheid nemen voor de ander. Wat zou ik doen wanneer er een beroep op mij wordt gedaan, wanneer ik zie dat de waardigheid van de ander in het geding is? En, zegt Van Vree, “hoe ver strekt mijn verantwoordelijkheid, welke middelen zijn gerechtvaardigd, welke gevolgen, voor mijzelf en voor anderen, vind ik aanvaardbaar? In hoeverre sta ik werkelijk open voor het beroep dat de ander op mij doet?”

Kortom, kan iemand bij mij onderduiken?

In onze zoektocht naar antwoorden zijn wij allen verplicht die nieuwe, vreedzame wereld te scheppen. De 25 Hilversumse verzetshelden en al die vele anderen die hun leven gaven voor de vrede verwachten dat van ons. Hun morele keuzes, zijn onze keuzes. Hun strijd voor de vrede, is onze strijd voor een vreedzame wereld. Te beginnen in Hilversum.

De bekende Belgische schrijver David van Reybrouck eindigt zijn boekje “Vrede kun je leren” met een oproep aan ons allen.

Citaat: “we weten ook uit ervaring dat we met elkaar geen duurzame uiterlijke vrede kunnen scheppen zonder dat iedereen zijn eigen innerlijke vrede cultiveert. We weten dat duurzaam sociaal welbevinden alleen tot stand kan komen als we samen een lange termijn visie voor onze mensheid ontwikkelen.

En we weten dat die lange termijn vandaag begint.”

Uit de krant