Een door het heidehaantje aangetast stuk heide.
Een door het heidehaantje aangetast stuk heide. Foto: Arie van den Hout
Column GNR

Het heidehaantje

Natuur en Milieu

Zijn naam klinkt schattig. Maar als boswachters worden wij wat minder blij van hem. Een klein, gevreesd beestje dat enorm kan huishouden op de heide. Hij kan die zo mooie paarse heide opeens veranderen in een doods roodbruin-grijs veld. En dat allemaal door een kevertje van maar 5 tot 6 millimeter: het heidehaantje.

Volwassen heidehaantjes overwinteren in de strooisellaag en leggen daar hun eitjes. Deze komen in juni uit. De licht-geelgroene larven eten zich dan groot aan de struikheide. Zij zuigen als het ware de groene blaadjes van de struik leeg, waardoor de blaadjes bruin van kleur worden en afsterven. Zodra de larve groter worden, beginnen zij aan de stengels van de heidestruiken. Zij eten de bast van de stengel af waardoor de sapstroom niet meer werkt. Daardoor droogt de heidestruik uit.

De larven verpoppen zich en komen in augustus tevoorschijn als het kevertje dat wij kennen als het heidehaantje met een opvallend geelbruine kleur. Meestal is de aanwezigheid van het heidehaantje niet zo’n probleem. Maar soms groeit de populatie zó uit, dat grote delen van de heide worden aangetast. 

Dit is over het algemeen voor één seizoen. Zo’n grote populatie is erg gevoelig voor ziektes, en zal daardoor snel weer worden gereguleerd. De heide heeft wel wat hersteltijd nodig. Na twee tot drie jaar ontkiemen de heidezaden weer tot nieuwe plantjes.

Tip: De heide lijkt dit jaar wat vroeger te zijn met de bloei. Wil je nog paarse heide zien, wel met her en der een bruine plek, wacht dan niet te lang!

Mirjam de Hiep
Boswachter


Bijschrift -

Bart Siebelink

Uit de krant