Afbeelding

Van jongs af aan
besmet met het
motorsportvirus

Een tak van de motorsport die weinig bekendheid geniet, is het racen met klassieke motoren. Bij veel coureurs en supporters gaat het bloed in de aderen sneller stromen bij het sonore geronk van de oude viertaktmotoren. De 69-jarige geboren en getogen Hilversummer Gert Boon is van jongs af aan besmet met het motorsportvirus. Dertig jaar geleden ging hij zelf klassiek racen.

Tekst: Philip Detmar, foto's Bastiaan Miché

“Ik ging als kind al met mijn vader, die zelf ook een aantal jaren heeft geracet, naar de wegraces en de motorcross”, opent Gert Boon zijn verhaal in zijn woning in Hilversum-Zuid. “Mijn droom was destijds om te racen op een 125 cc of 250 cc wedstrijdmotor. Dat was onbetaalbaar. Dus bleef het alleen bij kijken en daar genoot ik ook van.”
Het verlangen om eens op een racemotor te zitten, bleef onverkort aanwezig. Op zijn 40ste jaar ging de kogel door de spreekwoordelijke kerk en hij kocht een oude legermotor. “Dat was een Matchless met een motorblok uit 1949. Een mooi ding, maar echt alles ging stuk. Op de circuits vlogen de andere coureurs me links en rechts voorbij. In 1993 kocht ik een 500 cc Triumph T100 en daar rijd ik tot op de dag van vandaag nog mee. Het blijft constant sleutelen, maar dat is inherent aan het classic motorracen. Je hebt altijd de normale slijtage aan banden en kettingen. Het gebeurt regelmatig dat je ook motorische schade oploopt.”

Niet competitief

Boon krijgt ondersteuning van de motorzaak Nico van de Kuinder en Installatiebedrijf Snoek. Het is een hobby en het blijven uitdagingen om de Triumph te verbeteren en er een paar PK’s meer uit te halen. “Motorslijtage is niet uit te bannen”, zegt hij. "Er hangt nu al het vierde motorblok onder. Mijn Triumph is tijdens de wedstrijden niet competitief voor een podiumplaats. Af en toe rijd ik op de 500 cc Honda van een vriend van me; die is dat wel." Boon constateert wel dat er steeds jongere oude motoren aan het racefront verschijnen, met name Japanse motoren zoals Honda, Yamaha en Suzuki.

Het racen met klassieke motoren is geen ‘wild west’ voor mannen in zwartleren motorpakken. Het is strikt aan regels gebonden. In het begin van Boons racecarrière mochten de motoren die aan de start kwamen tot het bouwjaar 1967 zijn; later is dat opgerekt naar 1972.
Organisatorisch is het ook goed geregeld. De wedstrijden worden georganiseerd door de CMRCH, de ClassicMotor Race Club Holland. De CMRCH is aangesloten bij de officiële Koninklijke Nederlandse Motorrijders Vereniging (KMNV). De coureurs rijden dan ook met een KNMV-licentie en verzekering. Voor iedere wedstrijd worden de motoren door de KNMV gekeurd. Na vier jaar moet de motorhelm worden vervangen.

Ruim zestig klassieke motoren

Internationaal is er de IHRO: de International Historic Racing Organisation. “De races hebben een open karakter”, vervolgt Gert Boon. “Dat betekent dat naast deelnemers uit ons land ook veel coureurs uit omliggende landen naar de wedstrijden komen. Het gevolg hiervan is dat er vaak ruim zestig klassieke motoren aan de start staan; schitterend. Alle coureurs strijden voor het internationaal kampioenschap terwijl voor de Nederlanders daarnaast een apart klassement wordt opgemaakt voor het Nederlands kampioenschap. Daarnaast zijn er losse wedstrijden in Engeland op Donnington Park, een racecircuit gelegen in Leicestershire en in Schotland. De wedstrijden in Engeland en Schotland zijn een ware belevenis; daar druipt de nostalgie er met stralen vanaf.”

Gemoedelijke sfeer

‘Het plezier begint al als je thuis de boel aan het inpakken bent’

Typerend bij het classic racen is de gemoedelijke sfeer en de band die men onderling met elkaar heeft. “Het is ook niet leeftijdgebonden. De jongste is 25 jaar en de oudste 81. Het plezier begint al als je thuis de boel aan het inpakken bent; daarna het weerzien met alle bekenden op de circuits. Het is feitelijk één grote familie. Tijdens de race is er volop strijd. Daarna is het onder het genot van een biertje weer pais en vree. Meestal gaan we met een vaste groep coureurs en aanhang op reis; dat schept ook een hechte band. Als je elkaar op het circuit kunt helpen om een probleem op te lossen, doe je dat ook. Het is me overkomen dat ik door motorpech niet kon rijden. Komt er een Engelsman naar me toe en zegt: ‘Oké, heb nog een Honda 500 staan; die mag je wel lenen.' Dat is toch schitterend.“
Het voorbije seizoen, in de regel wordt er geracet van Pasen tot half september, zag er veelbelovend uit. Er stonden wedstrijden op de kalender in Hengelo (Gelderland), Assen, in de Belgische Ardennen op Spa-Francorchamps, Chimay en Mettet, in Duitsland op Hockenheim en in Croix, gelegen in Noord-Frankrijk.

Als gevolg van het coronavirus is er alleen in het weekend van 12 en 13 september op Hockenheim gereden. “Dat was geen succes”, kijkt Boon terug. “Ik heb één vrije training van 25 minuten gereden. Daarna ontdekte ik dat de motor olie lekte waarvan ik de oorzaak niet snel kon achterhalen. Je kunt wel olie bijvullen, maar ik wilde geen risico nemen. Wanneer er olie op de achterband komt, ga je zonder meer onderuit. Ook voor de andere deelnemers levert olie op de baan gevaar op. In juli konden we op het circuit in Assen trainen. Daar reed ik vijf sessies van twintig minuten en dat ging redelijk.”

Allermooiste circuit

Over de kalender voor 2021 is nog geen zinnig woord te melden. "Maar het zal een meevaller zijn als we volgend jaar met Pasen in Hengelo (Gld) op de Varsselring, met de karakteristieke molen een van mijn favoriete circuits, kunnen racen. De races op Spa-Francorchamps met de hoogteverschillen zijn voor mij het allermooiste circuit.” De toekomst is derhalve ongewis. De Hilversummer heeft zich de afgelopen jaren weleens de vraag gesteld of hij nog verder moet met de storingsgevoelige Triumph. "Maar de hobby wint het nog steeds van het verstand."

Gert Boon: "Het gebeurt regelmatig dat je ook motorische schade oploopt."
Het blijven uitdagingen om de motor te verbeteren.