Martin Reelick.
Martin Reelick. Foto: Gooi en Eembode

Hilversum eert zestien Polar Bears

Het is vandaag precies 76 jaar geleden dat Britse soldaten van de Polar Bears Divisie Hilversum binnentrokken en daarmee Hilversum bevrijdden. Drie dagen later echter sneuvelden dertien van deze Polar Bears en niet veel later volgden nog eens drie anderen. Zij liggen begraven op de Noorderbegraafplaats.

De president van het Royal Candain Legion, Martin Reelick, is vrijdagmorgen één van de pakweg vijftien aanwezigen op de begraafplaats in Hilversum-Noord bij de herdenking van deze Polar Bears. Deze Britse soldaten waren onderdeel van het Canadese leger en, zoals Reelick verwoord, ‘kameraden’. Vorig jaar was hij eveneens bij deze herdenking, toen voor het eerst gehouden. 

Dat deze Britse soldaten nu pas voor de tweede keer worden herdacht en niet al veel eerder, komt volgens Reelick ook door de toch schandalige rol van het Hilversumse gemeentebestuur tijdens de oorlog. “Het is natuurlijk een schande dat een burgemeester als eerste kan claimen dat zijn stad Jodenvrij is. Maar dat betekent niet dat we het niet moeten herdenken.”

De grote trekker achter de herdenking is de Hilversumse historicus Pieter Hoogenraad. Ook hij is vrijdagmorgen uiteraard van de partij en vertelt het verhaal van deze Polar Bears aan onder meer wethouders Arno Scheepers en Annette Wolthers, en ook pastoor Jules Dresmé. 

De Polar Bears reden op 7 mei 1945 als bevrijders ‘t Gooi binnen en worden daar door een uitgelaten menigte onthaald. Maar lang konden ze niet van hun heldenrol genieten. Ze moesten aan het werk. Hun taak was de Duitse troepen die in deze omgeving gelegerd waren, te ontwapenen. “De Duitsers schikten zich zonder tegenstand in hun lot”, aldus Hoogenraad. “Ook zij waren de oorlog moe.”

Door de worstmachine halen

Ze moesten zich naar een concentratiegebied bij Soestdijk begeven. “Dat waren de weilanden aan de Biltseweg naast paleis Soestdijk. De Duitse troepen kwamen op fietsen, met paard en wagen of te voet via de Amsterdamsestraatweg aanzetten. Daar wachtten de mannen van het Leicestershire en het Duke of Wellington’s Regiment hen op om hen te ontwapenen of zoals zij dat zelf noemden ‘door de worstmachine te halen’. De Duitsers moesten afstand doen van hun oorlogstuig zoals hun vuurwapens, bajonetten, stalen helmen, munitie, granaten, mijnen en andere explosieven. Ook werden ze gescreend op mogelijke betrokkenheid bij oorlogsmisdaden.”

Maar op 10 mei, als aan het einde van de middag een trekker met oorlogstuig arriveert, gaat het helemaal mis, weet de Hilversumse historicus. “Een paar Duitsers laadden de spullen uit en gooiden die onder toezicht van Britse militairen op een hoop. Opeens klonk het geluid van een zware explosie. Een antitankmijn was geëxplodeerd te midden van de andere munitie. De ontploffing sloeg een krater in het weiland. Verschillende ruiten in de omgeving sprongen.” 

(Tekst gaat verder onder de foto)


Pieter Hoogenraad. 

Het gevolg was dat dertien soldaten van het Leicestershire Regiment die in de buurt stonden, op slag dood waren. Zes anderen raakten er zwaar gewond. Ook kwamen er ten minste twee Duitse soldaten om onder wie de man die de mijn op de stapel had gegooid. “Het gerucht ging dat hij daarmee zelfmoord wilde plegen”, vertelt Hoogenraad. “Maar wellicht was het ook een ongeluk. De ravage was enorm. De kracht van de explosie was zo groot dat het lichaam van soldaat Henry Hall, die al sinds Normandië als verbindingsman bij het mortierpeloton diende, honderd meter verderop in het weiland terecht kwam. De verslagenheid onder de mannen van het mortierpeloton, die nadat de oorlog voorbij was nog zo veel strijdmakkers verloren, was groot.”

Grote publiek belangstelling

De stoffelijke resten van de dertien Britten werden twee dagen later onder grote publieke belangstelling vanuit de Geraniumschool in een plechtige stoet overgebracht naar de Noorderbegraafplaats en daar begraven. Hoogenraad: “De dood van de soldaten, die na Nederland te hebben bevrijd en de oorlog te hebben overleefd alsnog sneuvelden, maakte diepe indruk op de Hilversummers. Later werden naast hen nog drie andere militairen van de Polar Bear Divisie begraven. Een van hen overleed als gevolg van een auto-ongeluk, toen zijn wagen plotseling moest stoppen voor een overstekend kind. Van beide anderen is helaas niet bekend hoe zij om het leven zijn gekomen.” 

De dertien Polar Bears van het Leicestershire Regiment die sneuvelden waren: soldaat Thomas Vincent Haig Atkin, korporaal Jack Fisher, soldaat Henry Hall, soldaat Lawrence Copley Hart, sergeant Owen William Hartshorn, soldaat Robert Henry Clement Hyde, soldaat Vernon George Langley, soldaat Edward Charles Obeney, soldaat Samuel Onion, soldaat Donald Eli Wain, korporaal Roy James Walley, korporaal Lewis George Edmund Whitehall en soldaat Ronald Wood. Later werden nog begraven: kanonnier Fred Crowther, korporaal Albert Spencer en sergeant George Valentine Thompson.

Na de toespraak van Hoogenraad en ook van

Meindert Tepper

legden de aanwezigen blauw-gele bloemen (naar de kleur van het wapen van de gemeente Hilversum) bij de zestien graven. Ook liepen de aanwezigen nog langs het graf van de oom van burgemeester Pieter Broertjes, Ies Wessel. Hij overleed eveneens vlak na de Tweede Wereldoorlog. Hij was op 7 mei doodgeschoten door een groepje Duitse soldaten dat bezig was Utrecht te verlaten.
Afbeelding
Afbeelding