'Je moet van tevoren goed nadenken met wie
'Je moet van tevoren goed nadenken met wie Foto: Benji van Geene

'Gemeente moet altijd actieve rol spelen'

Aan de voorkant beter communiceren. Niet alleen over het te nemen initiatief, maar ook over wie er met een plan komt. Wat zijn de spelregels en welke rol is er voor wie weggelegd in het participatieproces? Dat is een belangrijke les die wethouder Floris Voorink heeft geleerd. Sowieso is het hem heel duidelijk geworden dat de gemeente niet passief aan de zijlijn kan blijven toekijken als iemand anders plannen presenteert en hoopt uit te voeren. “Uiteindelijk kloppen ze toch altijd bij ons aan.”

In Participarty de podcast - het feest van meedoen reflecteert de VVD-bestuurder op de houding en de aanpak van de gemeente in het participatieproces, wat volgens hem een gecompliceerde zaak is. Geen een project is hetzelfde. Gaat het om een ontwikkeling achter een sportcomplex waar geen kip woont of gaat het om nieuwbouw midden in woonwijk? Is de gemeente de initiatiefnemer of is het iemand anders? En niet te vergeten: elke buurt is anders. Sommige wijken willen alleen informatie hebben, terwijl andere buurten vanaf het allereerst moment invloed willen hebben. 

Hoe luidt zijn definitie van participatie? “Dat is het op alle niveaus het betrekken van belanghebbenden, denk aan buren of de wijk, bij plannen”, begint de liberaal. “Dat kan heel simpel zijn. Jij gaat een dakkapel achter op jouw huis bouwen. Dan is het heel netjes dat je daar de buren van op de hoogte stelt. Tot echt meedenken over ingrijpende dingen in de stad, zoals bijvoorbeeld: hoe gaan we om met mobiliteit of wat gaan we ter zijner tijd doen met het Circusterrein? Mensen in staat stellen hun zorgen te delen, mee te denken. Dat kun je op allerlei niveaus doen. Wat ik zeg van informeren tot helemaal aan de andere kant van het spectrum: de sleutels aan de buurt geven en zeggen jongens, dit is van jullie. Jullie moeten met een plan komen. Wij gaan jullie helpen. Even heel plat gezegd: jullie vragen, wij draaien. En een hele hoop stappen daar tussenin.”

In godsnaam

Dat heel brede spectrum maakt het gecompliceerd. Daarnaast is ieder traject anders. “Ik ben in de vorige periode ook wethouder Parkeren geweest en ik heb vele zaaltjes gehad over betaald parkeren. Een van de dingen die ik daar heb geleerd is dat het geen één keer hetzelfde was”, meldt hij.  ”Voor ons als gemeente, denk je, is het eigenlijk hetzelfde ding. Er is parkeeroverlast. We gaan met de buurt in gesprek. ‘Wilt u wel of niet betaald parkeren?’ Maar elke buurt reageert daar anders op. Sommige buurten hoef je bijna niets uit te leggen en zeggen: in godsnaam morgen beginnen. Andere buurten zijn mordicus tegen. De toon waarop dat allemaal gebeurt, wisselt ook. Je kunt je er van alles bij voorstellen. In een wat deftigere buurt verloopt het gesprek op een andere manier dan in een volkswijk. Daar moet je als gemeente rekening mee houden en mee om kunnen gaan.”

Voor de gemeente is het daarom vaak zoeken naar de juiste aanvliegroute en dat vraagt het nodige voorwerk. Voorink geeft aan dat in de meest ideale situatie er binnen de gemeente vooraf een stakeholdersanalyse wordt gemaakt. Dan weet je als gemeente goed met wie je te maken hebt, wat er allemaal leeft en speelt in de buurt, ook de voorgeschiedenis kent en weet wat de situatie daar is. In dit traject spelen de buurtcoördinatoren, de schakels tussen de buurtbewoners en het raadhuis, een belangrijke rol. 

‘Aan de voorkant moet je duidelijk maken hoeveel geld er bijvoorbeeld beschikbaar is’

Daarnaast moet iedereen goed weten wie welke rol heeft in het proces. Is de gemeente initiatiefnemer of wil een commerciële partij iets realiseren? Als dat laatste het geval is, dan ligt het initiatief om de buurt bij de plannen te betrekken bij de commerciële partij. “Op dat moment hebben wij als gemeente een andere rol”, verklaart Voorink. Goed nadenken over met wie je gaat participeren, welke invloed de buurt heeft en de bandbreedte aangeven. Waar valt over mee te denken en te praten. Hoewel het speelveld telkens anders is, omdat ieder proces/project anders is, meent de wethouder wel dat er eigenlijk altijd spelregels zijn. Hij wijst op vigerende bestemmingsplannen waar bijvoorbeeld de bouwhoogte in staat, parkeernormen en dat de gemeente geen ongelimiteerd budget heeft. Alles valt of staat met goede en duidelijke communicatie. “Als je aan de buurt vraagt: ‘Wat wil je?’ Dan krijg je misschien dingen waar je aan het eind moet zeggen dat je daar niet zoveel geld voor hebt. Aan de voorkant moet je duidelijk maken hoeveel geld er bijvoorbeeld beschikbaar is”, luidt het voorbeeld. 

Drie groene pleinen

Een mooi voorbeeld van goede participatie is het proces geweest rondom het vergroenen van drie pleinen in 1221. Afgelopen woensdag heeft de gemeenteraad hiervoor het krediet van bijna 480.000 euro verstrekt. Voorink zegt dat bij dit traject direct gezegd is hoeveel budget er was. “Duidelijkheid vooraf voorkomt teleurstelling achteraf”, is zijn tegeltjeswijsheid. Ofwel: breng de regels goed in beeld en maak als gemeente duidelijk welke rol zij heeft om vervolgens het gesprek aan te gaan met de buurt. 

Alom is er de nodige tevredenheid over het verlopen proces zowel bij betrokkenen als in de politiek. Veel illusie maakt de wethouder zich niet, want linksom of rechtsom komt het wel weer een keer op zijn spreekwoordelijk bord. “Ik kan je nu al aan de voorkant meegeven dat op het moment dat we die pleinen gaan vergroenen er altijd iemand is die niet bij het proces betrokken is geweest. Bijvoorbeeld doordat ze er net zijn komen wonen of omdat ze er überhaupt niet zoveel zin in hebben om daarover aan de voorkant mee te denken. Die zeggen: ‘Ja maar, nu verdwijnt mijn parkeerplaats waar mijn auto altijd staat’. Dus het is niet af op het moment dat de gemeenteraad daar een klap op geeft, want daarna gaat het ook nog door”, leert zijn ervaring. 

Tijd is een andere bepalende factor in het participatieproces. Soms heb je als gemeente zeeën van tijd, zoals bij de groene pleinen in Oost. Maar bij een vergunningaanvraag, waar de gemeente binnen zes tot acht weken, een besluit moet nemen, is het opzetten van een uitgebreid participatietraject ondoenlijk. Dat zijn de wettelijke kaders; de spelregels. 

Op de deur kloppen

Steeds vaker komt de gemeente in een rol van bemiddelaar terecht. Dat komt omdat de communicatie tussen initiatiefnemer en de buurt niet lekker loopt. Dan ontstaat er wrijving en irritatie. Hoewel de gemeente daar eigenlijk geen actieve rol in heeft, wordt er op den duur toch op de deur geklopt van de gemeente. Telkens is de vraag of de gemeente daar toch een standpunt over in wil nemen. Daarom zegt Voorink ook stellig dat de gemeente altijd een actieve rol moet blijven spelen, juist omdat dat steeds verwacht en gevraagd wordt. Ook al komt het initiatief niet uit het raadhuis. 

‘Wij kunnen wel roepen dat het niet onze verantwoordelijkheid is en ze verwijzen naar de initiatiefnemer, maar dat is niet vol te houden’

“Toen de Omgevingswet bedacht werd, is opgeschreven dat het de verantwoordelijkheid is van de initiatiefnemer. Dus van de buurman, de projectontwikkelaar, van wie dan ook. Ik kom er zo langzamerhand wel achter dat het op papier leuk bedacht is. Maar op het moment dat er iets gebeurt, is het eerste wat die bewoner toch doet naar de gemeente stappen en vragen: ‘Hoe kijken jullie er tegenaan?’ Dan kunnen wij wel wij roepen dat het niet onze verantwoordelijkheid is en dat u daarvoor echt bij de initiatiefnemer zijn. Dat is niet vol te houden. Daar kom je niet mee weg, dus daar moeten we met elkaar wel wat op verzinnen.” Hij vervolgt: “Ik denk wel dat dat één van de belangrijkste lessen is. Daar worden we ook wel steeds beter in, maar wat ik al zei: het wisselt ook echt per buurt.”

Carolushuis

In elk geval heeft de gemeente een actieve rol te vervullen. Dat is voor Voorink glashelder. In sommige gevallen is die rol beperkt zoals bij het verstrekken van een vergunning voor een dakkapel. In situaties met een grotere impact ligt dat compleet anders. Zelf haalt de liberaal het voorbeeld van het Carolushuis aan. Aan de Bosdrift wil Woonzorg Nederland het oude zorgcentrum slopen en daar nieuwbouw realiseren. Tot ontzetting van de buurt zoekt de initiatiefnemer de randjes op van het bestemmingsplan, hebben de omwonenden het gevoel slecht bij het proces betrokken te worden en heeft Voorink inmiddels moeten optreden als mediator. Met een afwachtende houding komt de gemeente niet weg. “Wij kunnen niet zeggen dat we slechts de vergunningaanvraag toetsen. Dan zegt die buurt ook: betaal ik daar belasting voor? Het is onze gemeenteraad, onze wethouder; wij willen weten hoe jullie er tegenaan kijken”, aldus de portefeuillehouder.

Dat betekent als wethouder tijd, aandacht en energie in het proces stoppen. Naast een aantal Zoommeetings is Voorink ook de buurt ingedoken, sprak hij met verschillende omwonenden gesproken en kwam in tuinen geweest om de situatie met eigen ogen te bekijken. Ook hoorde hij de zorgen aan en volgde de uitleg wat de rol van de gemeente is in het geheel. Hoewel de voorliggende plannen van Woonzorg Nederland zijn gekraakt door de Commissie Welstand passen de plannen qua hoogte en omvang wel binnen het bestemmingsplan. Dat zijn democratisch vastgelegde afspraken. “Gelukkig wonen we in een rechtstaat. Als iets mag van de spelregels dan mag het. Bij het Carolus loopt het overigens nog.”

Automatisch

Dat werpt de vraag op wanneer het algemeen belang de belangen van de buurt overstijgt. Dat is aan de gemeenteraad, zegt Voorink. De raad heeft het bestemmingsplan vastgesteld en hakt uiteindelijk de knoop door, ook als het gaat om de ontwikkeling op de Bosdrift. “Participatie kan volgens mij slecht gaan over die kaders, want dan ga je bijna automatisch op de stoel van de gemeenteraad zitten. Dan wordt het heel lastig. Uiteindelijk moet de gemeenteraad daar een afweging in maken”, klinkt het duidelijk. 

‘Als iedereen zou doen wat er in die spelregels staat, dan heb ik een luizenbaantje’

“Maar om totale willekeur te voorkomen en per plan te gaan bekijken wat we daar de beste invulling voor vinden, hebben we toch bestemmingsplannen en algemene spelregels gemaakt. Daarom heet mijn baan ook wethouder: ik word geacht met de ambtelijke organisatie uitvoering te geven aan die spelregels. Maar de ellende is altijd als iedereen zou doen wat er in die spelregels staat, dan heb ik een luizenbaantje. Probleem is altijd dat mensen altijd iets willen wat niet in die spelregels staat. Dan moeten wij gaan nadenken of wij daar medewerking aan moeten geven. Ik vind het heel goed dat een van die argumenten is of er draagvlak voor is in de buurt of is er een overstijgend belang van algemene zin waardoor ik toch zeg: de buurt zit er niet op te wachten, maar we vinden het toch heel belangrijk”, is zijn vervolg. 

En soms moet de politiek impopulaire beslissingen nemen, waardoor er voorzieningen in een wijk komen waar niemand op zit te wachten. Als voorbeeld noemt hij een daklozenopvang. “Niemand in Nederland zit daar op te wachten dat naast zijn deur te krijgen. Toch vinden we in Nederland dat daar ergens ruimte voor moet zijn, ook als de buurt daar niet zit te wachten.” Zelf haalt hij het voorbeeld aan van de McDonald’s vestiging aan de Vreelandseweg. Vanuit de buurt was daar veel verzet tegen. Tegenstanders en voorstanders spraken zich uit en uiteindelijk is de raad akkoord gegaan. 

Goed fatsoen

Door de komst van de Omgevingswet krijgt participatie een formele rol. Dat is een goede zaak, concludeert de wethouder. Hij zegt dat het echt anders zal gaan als nu. Nu is er geen wettelijke verplichting voor wat betreft participatie. Straks moet er aan de einde van de rit aangetoond worden wat er op dat vlak is gebeurd, al zegt de wet nergens op welke manier en hoeveel en dergelijke. “Het is goed fatsoen om de buurman te informeren dat je een dakkapel gaat plaatsen. Maar ik kan geen vergunning weigeren omdat je niet met de buurman hebt gesproken. Ik moet alleen kijken naar wat er mag”, geeft hij als voorbeeld. “Straks moet de buurman in de meeste gevallen aantonen wat hij aan participatie heeft gedaan. Dat geldt dan ook voor de eigenaar, de woningcorporatie en de gemeente. Dan nog kan dat zijn: helemaal niks. Dat betekent niet automatisch dat er een vergunning geweigerd wordt, maar in de meeste gevallen zal het wel een afwegingskader worden. Dat lijkt mij een enorme verbetering, omdat het ook een formele positie krijgt.”