Tom van Eijden op het Arenapark waar hij vroeger als pikeur te zien was.
Tom van Eijden op het Arenapark waar hij vroeger als pikeur te zien was. Foto: © Foto Miché / Bastiaan Miché

‘Ridder' rolde vanzelf in de Nederlandse paardenwereld

Hij kreeg al de Hilversumse gemeentespeld in 2019, maar mag zich sinds kort nu ook Ridder in de Orde van Oranje-Nassau noemen: Thomas Martinus Johannes (roepnaam Tom) van Eijden, een bekende naam in de Nederlandse paardensport. “Natuurlijk ben ik trots, maar wat mij betreft heb ik helemaal geen bijzondere dingen gedaan. Het is een passie.”

Tekst: Stefan van Hees, foto's: Bastiaan Miché

Het is een indrukwekkend gezicht: de foto’s aan de muur in de kantoorruimte in zijn woning in Hilversum-Noord. Opvallend is met name de luchtfoto aan de muur van het Sportpark (tegenwoordig Arenapark) waar de inmiddels 77-jarige Hilversummer destijds kind aan huis was. Verder liggen of staan er in de kasten stapels of mappen vol met documentatie waaruit blijkt dat Van Eijden eigenlijk nog volop deel uitmaakt van de paardensport. Hij is immers ook nog altijd voorzitter van de jaarlijkse Grasbaankoers in de Hilversumse Meent.
Toch wel trots wijst Van Eijden naar de helm die hij als pikeur droeg tijdens de verschillende paardenraces en toont hij de foto met daarop hijzelf tijdens het wereldkampioenschap van 1972 in München voor amateurrijders. Op de vraag hoe de Hilversummer in de paardensport belandde, is het antwoord: “Je rolt er zo in. Je komt in contact met mensen, helpt ze hier en daar en voor je het weet vragen ze of je nog even dit of dat kunt doen”, vertelt Van Eijden. “Maar ik heb het altijd als hobby gezien. In de top is er geld te verdienen. Voor de rest niet.”

Burgemeester

Van Eijden kreeg de koninklijke onderscheiding - in het bijzijn van locoburgemeester Karin Walters - op de dag na Koningsdag uitgereikt. De dag voor Koningsdag kreeg hij echter al het telefoontje van ‘lintjesambtenaar’ Sonja Mignon van de gemeente Hilversum. “Die woont hier een straat achter, dus die ken ik”, vertelt hij. “Ik dacht eerst dat zij me belde over de burgemeester (die op dat in het ziekenhuis lag, red.) en vroeg hoe het met hem gaat. Ik heb natuurlijk weleens contact met hem over de Grasbaankoers en helemaal in 2019 toen ik de gemeentespeld ontving. Maar toen verbond Sonja mij door met de locoburgemeester en zij kwam met de mededeling dat ik Ridder was en een lintje zou krijgen. Ik dacht: wat gebeurt me nu?”
Het was die maandagmorgen al opvallend dat zijn neef met zijn vrouw zo lang bij hem op visite bleven. Zij zaten natuurlijk in het complot en hadden Van Eijden voorgedragen. “Het verbaasde me wel. Ik heb dat zelf ook weleens voor iemand anders gedaan en als je dat doet, moet je dat ruim van tevoren in werking zetten. Het lintje kreeg ik op het terrein waar normaal de Grasbaankoers is. Daar is nu dus niks. Ze hadden het wel wat sfeervoller gemaakt door de trailer, die normaal is opgeborgen, erbij te halen.”

Tijdens de uitreiking noemde Walters in haar toespraak Van Eijden een man die altijd voor iedereen klaar staat. “Slechts zijn werkzaamheden voor de paardensport belemmeren eventuele inzet voor anderen”, sprak de locoburgemeester. Van Eijden is al vanaf 1975 bestuurslid van Paardensportvereniging Hilversum; in die tijd was de paardensport booming in Hilversum. Toen de belangstelling minder werd, zocht en vond Van Eijden de samenwerking met Alkmaar. En natuurlijk is het dankzij Van Eijden dat sinds 2009 jaarlijks de Grasbaankoers in de Hilversumse Meent plaatsvindt, al zijn de edities in 2020 en 2021 vanwege corona geschrapt.
Natuurlijk zijn het mooie woorden, weet ook Van Eijden, al was de toespraak toch wel enigszins beperkt. Hij heeft immers nog zo veel meer gedaan dan alleen in Hilversum paardenraces organiseren. Zo reed hij verschillende internationale wedstrijden, was hij betrokken bij de organisatie van grote toernooien en legde vele internationale contacten, maar zat hij ook in het schoolbestuur van de Titus Brandsmaschool. “Wel mooi is dat ik afgelopen week nog ben gebeld door Hans Hillen (oud-minister en Hilversummer, red.). Hij feliciteerde me. Dat was wel leuk. Ik kreeg sowieso veel belletjes en e-mails. Nee, ik kreeg geen berichten via Facebook. Daar doe ik niet aan.”

Erfgooier

Wel is Van Eijden een erfgooier. Al is hij op 16 november 1943 niet geboren in Hilversum, maar in Groenlo. “Mijn vader en moeder waren daar in 1936 naartoe verhuisd. Mijn vader, die in het onderwijs zat, kon daar een betrekking krijgen. Maar toen was de afstand met Hilversum en de familie wel heel groot, al kan ik me daar natuurlijk niks van herinneren. Na de oorlog kon mijn vader van job én van huis wisselen met iemand van de Aloysiusschool in Hilversum. En doordat mijn vader uit Hilversum kwam, kon ik mij weer aanmelden als erfgooier. Ja, die verbondenheid met ‘t Gooi heb ik wel. De Hilversumse Meent was vroeger natuurlijk ook eigendom van de erfgooiers. Tijdens de Grasbaanraces grap ik daarom ook nog wel dat ik eigenaar ben van die grond.”
Paardenkoersen en ‘t Gooi gaan al samen sinds eind negentiende eeuw, weet de 77-jarige. Zelf kwam hij ermee in aanraking als 12-jarig jochie; op het sportpark bij de stallen. “Mijn oudste broer was bevriend met een van die jongens. Ik bleef er toen. Het maakte indruk. En dan mag je een keer een paard poetsen, een keertje meerijden op de kar. Man, toen was de A27 er nog niet eens. Daaromheen was helemaal niets. Ben ik een keer een paard wezen uitrijden richting Lage Vuursche op een mooie zondagmorgen. Het was werkelijk fantastisch.”

'Ja, die verbondenheid met ‘t Gooi heb ik wel'

Parijs

Later raakte Van Eijden bevriend met Buddy de Vries, een professionele paardentrainer. “Die had paarden waar ik op mocht rijden. En een keer mocht ik als paardenverzorger mee naar Parijs. Maar ja, Parijs was toen wel een dag reizen. En in die periode zat ik in dienst. Ik kreeg toen verlof voor veertien dagen Parijs. Alleen de transporteur die mij weer naar huis zou brengen, kwam twee dagen later. (lachend, red.) En ik kon niet even bellen naar de kazerne in Wezep dat ik later kwam. Kwam ik dus drie dagen te laat terug en moest ik veertien dagen voor straf binnenblijven. Ach, het heeft me niet weerhouden om een koninklijke onderscheiding te krijgen.”

Bij elkaar opgeteld won Van Eijden 26 koersen in Nederland en maakte hij in de jaren 70 de bloeiperiode van de paardensport in Nederland én Hilversum mee. “Als je achter een paard zit, kun je aanvoelen wat je in je handen hebt. Hoe reageert-ie? Dat is het fascinerende eraan. Het is een kwestie van trainen. Paarden zijn gewoontedieren. Het is de kunst om ze te trainen. Dat ze gáán. En ja, Hilversum was vroeger heel belangrijk voor de paardensport. Als je ook naar de jaarstukken van de vereniging kijkt, hadden we een voordelig saldo van 293.000 gulden. En op het sportpark bij de koersen was het volle bak, zat er zeven- tot achtduizend man. En bij de Prijs der Giganten was het zo tien- tot twaalfduizend. Haha, er is toen bij het Laapersveld menig boete voor verkeerd parkeren uitgedeeld.”
Eind jaren 70 zag Van Eijden ook dat de bloeiperiode verleden tijd was. Er was minder geld en bovendien veranderde het bestedingspatroon. Mensen gingen vaker en verder op vakantie. “De oudere garde bleef wel, maar de nieuwe generatie had andere interesses. Er is natuurlijk ook niet echt vernieuwd. We houden paardenraces net als 200 jaar geleden. En je zag het overal steeds meer. In de Verenigde Staten bijvoorbeeld ben ik eind jaren 90 nog naar een wereldkampioenschap voor amateurs gegaan. Er zat nul man op de tribune. En dat terwijl het casino ernaast uitpuilde.”
Het sportpark maakte eind vorig eeuw plaats voor Nike. Inmiddels waren er vergaande plannen binnen de vereniging voor een samengaan met Almere. “Van het Omniworld-project zouden wij ook onderdeel worden”, kijkt Van Eijden terug. “Uiteindelijk bleken de plannen te ambitieus en kwamen zij te vroeg om gerealiseerd te worden. Voordat er daar langs de A6 echt gebouwd zou worden, waren we tien jaar verder geweest. Daarom is het allemaal niet doorgegaan. Toen zijn we maar met Alkmaar samengegaan. Maar je ziet tal van grasbanen verdwijnen. Het was natuurlijk ooit zo dat ze ver buiten de stad werden gerealiseerd, maar door de uitbreiding van die steden worden zij nu omringd door kantoorgebouwen. Dat wordt op een bepaald moment te duur en dan is het de vraag hoelang je het nog staande kunt houden.”
Hoe de toekomst van de Grasbaankoers in de Hilversumse Meent eruitziet, is lastig te zeggen. Voor het tweede jaar op rij gaat het evenement, dat ook iedere keer weer een paar duizend belangstellenden trekt en voor velen geldt als reünie of familie-uitje, vanwege corona niet door.

Maar hoe kwam dit evenement eigenlijk tot stand? “Het was zo zonde dat toen Hilversum in de jaren 90 verdween hier niks meer was. Met een paar mensen zijn we bij elkaar gaan zitten en gaf ook de boer Jansen Meent zijn zegen. Met toenmalig burgemeester Ernst Bakker heb ik toen gesproken over de vergunning. Ging het ineens over de brandweer en politie en moesten we rekening houden met de komst van dierenactivisten.”
Van Eijden zelf was ervan uitgegaan dat er alleen wat politie moest komen om het verkeer te regelen, maar kwam er dus wel achter dat er bij de organisatie veel meer kwam kijken dan dertig jaar eerder. Bovendien lag de Meent in een buitengebied en wilde de provincie Noord-Holland ook weten of er daar, zoals Van Eijden zegt, ‘rare beestjes’ zouden zitten. En hoe zit het met de broedtijd? Uiteindelijk, zegt de Hilversummer, is de medewerking vanuit het ambtelijk apparaat bijzonder goed geweest. “En het sloeg meteen aan. Het was direct een succes.”

Voor 2022 is het echter ‘herbezinnen’. Hoe staan de sponsoren - veelal horeca - ervoor als (hopelijk) de coronacrisis erop zit? Toch denkt Van Eijden dat het evenement echt nog wel kan groeien, bijvoorbeeld door de toeristen in Amsterdam te verleiden naar Hilversum te komen. Hoe lang de 77-jarige zelf nog deel uitmaakt van de organisatie is eveneens de vraag. Sowieso is het bestuur op leeftijd, zegt Van Eijden, maar de jongere generatie heeft nu eenmaal andere prioriteiten. Aan de andere kant is verjonging een must om die binding met het bedrijfsleven te behouden.
Zelf is Van Eijden uiteraard niet meer werkzaam. Van 1978 tot 2015 was hij eigenaar van Bouwbedrijf Van Eijden B.V., al was dat de laatste paar jaren op kleinere schaal. “Hoogtepunt was toch wel de herbouw na de brand in Boeddha op de Soestdijkerstraatweg in 1989. Voordat het Boeddha werd, heette dat overigens Palais des Sport en kwamen er veel mensen uit de paardensport.” Ondertussen toont Van Eijden nog wat documenten en foto’s, onder meer van een groep Amerikanen. Die waren in Nederland op visite en gingen samen met Van Eijden in Volendamse klederdracht op de foto. Wat gaat er straks allemaal met dit toch historische materiaal gebeuren? “Ik ben van het bewaren. Te erg. Al ben ik wel bezig om dingen op te ruimen. Je wilt niet weten hoeveel bekers ik al heb weggedaan. Maar ik voel me nog goed en gezond, doe af en toe klusjes. Je moet toch ook bezig blijven.”

Afbeelding
Afbeelding